Blauwe Parel 2017
1e
ronde: stellingen en meerkeuze vragen (MGM Hoekendijk)
2e
ronde: profchecks (PA)
3e
ronde: casus (PA)
1e ronde: Stellingen en Meerkeuzevragen
Stellingen
1.
Ook
bij binnentreden met toestemming is legitimatie en doelmededeling verplicht.
2.
Toestemming
tot binnentreden van een bewoner gaat boven een door een andere bewoner gegeven
verbod tot binnentreden.
3.
Als
de politie door betrouwbare getuigenverklaringen meent te weten dat zich in een
nauwkeurig omschreven kast in een bepaalde woning verdovende middelen bevinden,
dan behoeven voor het openen van die kast de regels voor doorzoeking niet
gevolgd te worden.
4.
Het
niet voldoen aan een op art. 3 Politiewet gebaseerd bevel is strafbaar
ingevolge art. 184 Sr.
5.
Bij
het onderzoeken van een vervoermiddel op lading conform de Algemene wet
bestuursrecht, mogen ook het dashboardkastje en de bagageruimte geopend en
onderzocht worden.
6.
Op
diefstal uit een woning in de voor de nachtrust bestemde tijd staat tenminste 8
jaar gevangenisstraf.
7.
Een
opsporingsambtenaar wil de smartphone van een aangehouden veelpleger die
verdacht wordt van meerdere inbraken voor waarheidsvinding ter zake die
inbraken onderzoeken. De opsporingsambtenaar is hiertoe uitsluitend bevoegd als
er door het onderzoek slechts een beperkte inbreuk op de persoonlijke
levenssfeer van de veelpleger wordt gemaakt.
8.
Doelstelling
van een proces-verbaal is het leveren van het bewijs dat de verdachte het
strafbare feit heeft begaan.
9.
De
Opiumwet bevat een bevoegdheid tot doorzoeking voor iedere opsporingsambtenaar.
10. Ook voor een doorzoeking op basis van de
WWM is vereist dat er een redelijk vermoeden bestaat van een strafbaar feit op
basis van feiten en/of omstandigheden.
11. Het niet betalen van een gekocht en
geleverd goed kan verduistering opleveren.
12. Bij onrechtmatig binnentreden in een
woning door een opsporingsambtenaar, mag de rechter het daardoor verkregen
bewijs niet gebruiken.
13. Voor medeplegen is lijfelijke
aanwezigheid van de medepleger op de plaats van het delict vereist.
14. Een medepleger moet tenminste een enkel
bestanddeel van de delictsomschrijving hebben vervuld.
15. Ook als een opsporingsambtenaar ter
hulpverlening een woning zonder toestemming van de bewoner wil binnentreden, is
als hoofdregel een machtiging tot binnentreden vereist.
16. Een opsporingsambtenaar kan zich vergist
hebben over zijn bevoegdheid, maar toch rechtmatig gehandeld hebben.
17. Uitsluitend verdachten mogen
stelselmatig worden geobserveerd.
18.
Zonder
aangifte kan een verdachte niet veroordeeld worden voor diefstal.
Meerkeuzevragen
1.
Een verdachte van inbraken wordt buiten
heterdaad aangehouden. Zijn de opsporingsambtenaren bevoegd tot een
opsporingsonderzoek aan de kleding van deze verdachte?
a.
Ja, mits er ernstige bezwaren tegen de
verdachte bestaan.
b.
Ja, mits de hulpOvJ of OvJ dit bepaald heeft.
c.
Nee, omdat er geen sprake meer is van
heterdaad.
d.
Nee, omdat deze bevoegdheid slechts toekomt
aan de (hulp)OvJ.
2.
Opsporingsambtenaren
willen een woning ter aanhouding van de verdachte doorzoeken. Welk alternatief
is juist?
a. Als voor het binnentreden in een woning
een machtiging binnentreden is afgegeven, dan is voor het ter aanhouding
doorzoeken van die woning geen machtiging doorzoeken meer nodig.
b. Als de OvJ een machtiging doorzoeken ter
aanhouding in een woning heeft verleend, dan is voor het binnentreden in die
woning géén machtiging binnentreden vereist.
c. Voor het doorzoeken ter aanhouding van
een woning is altijd een machtiging vereist.
d. Ook de hulpOvJ is bevoegd tot het geven
van een machtiging tot doorzoeken ter aanhouding.
3.
Een
veelpleger is in strijd met een aan hem uitgereikte ontzegging toch een winkel
binnengegaan. Is hier sprake van huisvredebreuk?
a.
Nee,
het betreft immers geen woning.
b.
Ja,
mits de veelpleger op de hoogte was van de ontzegging.
c.
Ja,
echter alleen als de politie tenminste tweemaal het vertrek van de veelpleger
heeft gevorderd en de veelpleger daaraan opzettelijk niet heeft voldaan.
d.
Nee,
tenzij de politie tenminste éénmaal het vertrek van de veelpleger heeft
gevorderd en de veelpleger daaraan opzettelijk niet heeft voldaan.
4.
Wat
is géén relatief klachtmisdrijf?
a. Eenvoudige vernieling (art. 350 Sr).
b. Oplichting (art. 326 Sr).
c. Afpersing (art. 317 Sr).
d. Eenvoudige mishandeling
(art. 300 Sr).
5.
Wanneer gaat de termijn van
het ophouden voor onderzoek van een aangehouden verdachte lopen?
a.
Vanaf het bevel ophouden voor
onderzoek.
b.
Vanaf de aanhouding.
c.
Bij aankomst op de plaats
waar het onderzoek verricht gaat worden.
d.
Bij insluiting van de
verdachte op een politiebureau.
6.
Een
politieambtenaar houdt een verdachte ter zake vernieling staande en vordert van
de verdachte zich te identificeren. Welk alternatief is juist?
a.
Een
verdachte is verplicht zich op vordering van de daartoe bevoegde
politieambtenaar te identificeren.
b.
Een
identiteitskaart is ingevolge de Wet op de uitgebreide identificatieplicht géén
geldig identificatiebewijs.
c.
Een
politieambtenaar mag ambtshalve van iedere burger vorderen zich te
identificeren.
d.
Voor
het opgeven van valse identiteitsgegevens mag buiten heterdaad worden
aangehouden.
7.
Voor welk(e) feit(en) mag een
verdachte buiten heterdaad aangehouden worden?
a.
Eenvoudige mishandeling (art.
300 Sr), vernieling (art. 350 Sr) en verlaten plaats ongeval met dodelijke
afloop (art. 7 WVW).
b.
Dood door schuld in het verkeer (art. 6 WVW).
c.
Eenvoudige mishandeling (art.
300 Sr) en het opgeven van valse identiteitsgegevens (art. 435 lid 4 Sr).
d.
Schuldheling (art. 417bis Sr)
en belaging (art. 285b Sr).
2e ronde: Profchecks
Van de 19 deelnemers
gingen de 10 beste door met de profchecks.
1. Inbraak
2. Kermis
3. Winkeldiefstal
Zie Kompol.
3e ronde: Casus
Van de 10 deelnemers
gingen de 3 beste door met de profchecks.
Je komt ter plaatse
bij een woning waar is ingebroken. In het huis is een gewonde vrouw, de
bewoonster. Er is al een verdachte aangehoudenen 1 persoon is weggevlucht. Uit
de systemen blijkt dat de aangehouden man in het verleden meerdere keren met
een mededader zonder vaste woon- of verblijfplaats is aangehouden. Jij bent
degene die het onderzoek in goede banen moet leiden.
VRAGEN:
Hoe handel je?
Rekening houdende met het slachtoffer, de sporen en de zoektocht naar de dader.
Welke bevoegdheden
zou je gebruiken om tot wettig en overtuigend bewijs te komen?
Deelnemers kregen
een kwartier voorbereidingstijd en moesten vervolgens ieder individueel de
casus voor de jury presenteren in 5 minuten.